Verbod voorfinanciering
Regulering voorfinanciering out-of-pocket-kosten
Out-of-pocketkosten zijn de kosten die bij de behandeling in een dossier worden gemaakt en die door derden aan de gerechtsdeurwaarder worden gefactureerd. Bijvoorbeeld: kosten voor informatie-inwinning, verhaalsonderzoek, griffierecht, advocaten of collega-deurwaarders, slotenmaker, transportbedrijf en verhuizers. Onze beroepsorganisatie, de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (de KBvG) en onze toezichthouder, het Bureau Financieel Toezicht (het Bft), zagen de voorfinanciering door gerechtsdeurwaarders van deze out-of-pocket-kosten, en dan met name de griffierechten, tot een ongewenst hoog niveau oplopen. Daarom is door de KBvG een voor alle gerechtsdeurwaarders in Nederland bindende bestuursregel vastgesteld met een verbod op de voorfinanciering ervan. Die bestuursregel is met ingang van 01 december 2013 in werking getreden, en is per 01 mei 2014 aangescherpt.
Wat betekent die regel in de praktijk?
Gerechtsdeurwaarders mogen de out-of-pocket-kosten voortaan niet meer voor hun klanten (lees: schuldeisers) voorschieten. Als dergelijke kosten gemaakt moeten worden, dan zullen zij hun een voorschot moeten vragen alvorens de werkzaamheden uit te mogen voeren. Immers, pas na ontvangst van het voorschot is doorgaans de vereiste dekking aanwezig en alleen dan mogen de werkzaamheden worden verricht. Deze strikte volgorde moeten de deurwaarderskantoren voortaan hanteren om te voorkomen dat in strijd met de onderhavige bestuursregel wordt gehandeld.
Concreet
Behandelen wij meer dossiers voor onze klant, dan controleren wij eerst of er in die dossiers ontvangsten zijn. Is dat zo en kunnen de out of-pocketkosten daardoor worden gedekt, dan is het vragen van een voorschot niet nodig zolang de dekking maar aanwezig blijft. Dit brengt met zich mee dat wij permanent dienen te controleren of die gewenste dekking er is. Zodra dat niet het geval is, zullen wij onze klant om een voorschot dienen te vragen.
Wij beseffen terdege de impact van deze bestuursregel. Het vragen van een voorschot ter dekking van de “out-of-pocket-kosten” kwam tot voor kort immers maar in beperkte mate voor, zodat u en wij aan deze nieuwe realiteit zullen moeten wennen: in de lopende dossiers zullen wij controleren of de vereiste dekking aanwezig is. Zo niet, dan ontvangt u alsnog een voorschotnota.
Out-of-pocketkosten zijn de kosten die bij de behandeling in een dossier worden gemaakt en die door derden aan de gerechtsdeurwaarder worden gefactureerd. Bijvoorbeeld: kosten voor informatie-inwinning, verhaalsonderzoek, griffierecht, advocaten of collega-deurwaarders, slotenmaker, transportbedrijf en verhuizers. Onze beroepsorganisatie, de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (de KBvG) en onze toezichthouder, het Bureau Financieel Toezicht (het Bft), zagen de voorfinanciering door gerechtsdeurwaarders van deze out-of-pocket-kosten, en dan met name de griffierechten, tot een ongewenst hoog niveau oplopen. Daarom is door de KBvG een voor alle gerechtsdeurwaarders in Nederland bindende bestuursregel vastgesteld met een verbod op de voorfinanciering ervan. Die bestuursregel is met ingang van 01 december 2013 in werking getreden, en is per 01 mei 2014 aangescherpt.
Wat betekent die regel in de praktijk?
Gerechtsdeurwaarders mogen de out-of-pocket-kosten voortaan niet meer voor hun klanten (lees: schuldeisers) voorschieten. Als dergelijke kosten gemaakt moeten worden, dan zullen zij hun een voorschot moeten vragen alvorens de werkzaamheden uit te mogen voeren. Immers, pas na ontvangst van het voorschot is doorgaans de vereiste dekking aanwezig en alleen dan mogen de werkzaamheden worden verricht. Deze strikte volgorde moeten de deurwaarderskantoren voortaan hanteren om te voorkomen dat in strijd met de onderhavige bestuursregel wordt gehandeld.
Concreet
Behandelen wij meer dossiers voor onze klant, dan controleren wij eerst of er in die dossiers ontvangsten zijn. Is dat zo en kunnen de out of-pocketkosten daardoor worden gedekt, dan is het vragen van een voorschot niet nodig zolang de dekking maar aanwezig blijft. Dit brengt met zich mee dat wij permanent dienen te controleren of die gewenste dekking er is. Zodra dat niet het geval is, zullen wij onze klant om een voorschot dienen te vragen.
Wij beseffen terdege de impact van deze bestuursregel. Het vragen van een voorschot ter dekking van de “out-of-pocket-kosten” kwam tot voor kort immers maar in beperkte mate voor, zodat u en wij aan deze nieuwe realiteit zullen moeten wennen: in de lopende dossiers zullen wij controleren of de vereiste dekking aanwezig is. Zo niet, dan ontvangt u alsnog een voorschotnota.